3e Stadsgesprek Duurzaamheid, 14 mei 2013

Op weg naar 2040, het jaar waarin Den Haag klimaatneutraal wil zijn, moet nog een hoop gebeuren om de groene ambitie waar te maken. Want ondanks dat ‘de huisvrouw van Den Haag’, Techno Spice en een wethouder met stiekeme mode-ambities hun uiterste best doen, zijn nog te weinig inwoners ervan overtuigd dat duurzaamheid rendeert en ‘fun’ is. Tijdens het Stadsgesprek van 14 mei 2013 stond de vraag centraal hoe Hagenaars gemotiveerd kunnen worden als de wiedeweerga zichzelf, hun omgeving en de stad te verduurzamen.
Door Theodore Pronk

Moet ik dan een geit op m’n dak? of: Als je je huis goed isoleert, kan je dochter rustig blijven douchen

Aan het begin van alweer het derde Stadsgesprek laat Duurzaamheidswethouder Rabin Baldewsingh zien dat zijn garderobe niet enkel uit grijze pakken bestaat, maar dat daarin ook plek is voor wat meer kleur. Althans, tegenwoordig. Gehuld in een groen jasje verwelkomt hij het aanwezige publiek – een mannetje of honderd – in de Nieuwe Kerk. Verheugd vertelt de bestuurder in zijn openingspraatje dat hij vorige week op de Brouwersgracht het Haagse Duurzaamheidscentrum heeft mogen openen. Hoe mooi dat nieuws ook is, Baldewsingh realiseert zich goed dat het centrum slechts één van de vele volgende stappen is. Den Haag wil immers in 2040 klimaatneutraal zijn en om dat te bereiken, is het hard nodig dat Hagenaars en masse verduurzamen. “De Week van de Duurzaamheid is een week vol inspiratie, discussie en actie. Dat laatste is misschien nog wel het belangrijkste”, aldus de PvdA’er die gespreksleider Joost Karhof met die steekwoorden op pad stuurt.
Vijf kwartier heeft Karhof, bekend van Nieuwsuur en Kunststof TV, de tijd voor zijn missie die begint met een panelgesprek. In de drie witte fauteuils op het podium nemen de gasten plaats. Op de flanken Fleur de Bruijn, social-responsibility-manager bij T-Mobile, die het bedrijfsleven vertegenwoordigt en Petra Delsing die als directeur Stadsbeheer de gemeente representeert. “Eigenlijk ben ik de huisvrouw van Den Haag. Stadsbeheer zorgt ervoor dat het hier mooi, schoon en veilig is”, verklaart ze zichzelf nader.
Tussen de dames in zit Gerd-Jan Otten van DuurSaam Benoordenhout, een bewonersinitiatief dat het welvarende Benoordenhout van binnenuit probeert te verduurzamen. “Benoordenhout is wel een beetje een atypische wijk: alles wat van de gemeente komt, is niet goed. Maar als de buurman het zegt, geloof je het wel”, verwoordt Otten de heersende sympathie in zijn wijk waarin rond verkiezingen vooral posters van VVD en CDA tegen het enkel glas worden geplakt.
Volgens hem is het belangrijk dat de gemeente zoveel mogelijk overlaat aan bewoners om met eigen initiatieven hun ‘buren’ ervan te overtuigen dat ‘duurzaamheid’ loont. Om mensen te laten zien hoe ze hun huis milieuvriendelijker kunnen maken én tegelijkertijd kosten kunnen besparen, stelt Otten geregeld zijn woning beschikbaar als ‘voorbeeldhuis’. “Bijna alle huizen in onze wijk zijn voor 1950 gebouwd. Dat betekent hoge energierekeningen. Iedereen heeft het altijd maar over zonne-energie, maar tachtig procent van de kosten zit in gas. Door betere isolatie van vloeren en ramen bespaar je een hoop geld. De dochter die te lang doucht, is daar helemaal niets bij. Als je je huis goed isoleert, kan je dochter rustig blijven douchen”.

Voor(oor)delen
Financieel voordeel lijkt een belangrijke motivatie voor de bewoners van Benoordenhout om te investeren in verduurzaming. Toch zijn er in de wijk ook initiatieven die niet een-twee-drie geld opleveren maar wel de moeite waar zijn. Otten: “We zijn bezig met urban farming. ‘Moet ik dan een geit op m’n dak?’, vragen sommigen zich af als je daarover begint. Dat is natuurlijk niet zo. Bij kinderen proberen we er met stadslandbouw voor te zorgen dat ze meer besef krijgen van waar hun eten vandaan komt”.
Ook aan de andere kant van de stad blijkt het enthousiasme voor duurzaamheid groeiende. Wim Schutten van De Groene Regentes: “Wij zijn druk met collectieve zonne-energie. Daarvoor denken we aan het dak van een zwembad in onze wijk dat toch een pand is van de gemeente”.
Het oude zwembad, jaren geleden verbouwd tot Theater De Regentes, is volgens Schutten de perfecte plek voor een verzameling zonnepanelen naar voorbeeld van het dak van de Caballero-Fabriek. ‘Wat wilt u precies van de gemeente?’ , luidt de vraag waarop presentator Karhof een helder Haags antwoord krijgt. “We willen medewerking van de gemeente en een gebouw voor wènig!’.
Samenwerken met de gemeente doet Sebastiaan van Zaanen al enige tijd. Met zijn partner heeft hij een duurzaamheidsinitiatief opgestart in Moerwijk. “Het is een heel lokaal project geworden in onze eigen straat. Met twaalf huishoudens zitten we in een gedragsveranderingsprogramma dat uitgaat van collectieve intelligentie. Elke maand komen we bij elkaar om onze ervaringen te evalueren en om een volgend thema te bepalen”.
Het project van Van Zaanen krijgt inmiddels subsidie en geeft volgens Baldewsingh aan dat de bottom-up-methodiek waarmee de gemeente verduurzaming stimuleert, zijn vruchten afwerpt. “Ik vind het heel goed om te horen dat het niet meer alleen ‘the usual suspects’ zijn die zich ermee bezighouden. Van Moerwijk verwacht je het niet direct, maar het gebeurt er toch. Dat is goed”, aldus de wethouder.

Moeten
Afgaande op het aantal initiatieven dat in de Nieuwe Kerk wordt genoemd, lijkt het haast wel alsof ‘duurzaamheid’ het toverwoord is voor sociale cohesie. Volgens panellid De Bruijn werkt ook T-Mobile hard aan verduurzaming en neemt het bedrijf zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid zeer serieus. Op het dak van het kantoor bij Station Hollands Spoor liggen inmiddels zonnepanelen en medewerkers van het telefoniebedrijf hebben met korting panelen kunnen laten installeren op hun eigen daken. Het ‘bedrijfsleven’ is zich in de optiek van De Bruijn uiterst bewust van de noodzaak tot verduurzaming en zij stelt daarom dat ‘verplichte collectieve verduurzaming’ niet noodzakelijk is. “Ik heb een beetje moeite met het ‘moeten’… Maar als ik voor mij persoonlijk spreek dan vraag ik me wel af of je met ‘vrijwilligheid’ wel uitkomt bij klimaatneutraliteit”.
Vanuit de zaal wijst Jay Navarro (Den Haag in Transitie) op het belang van communicatie over duurzaamheid. “Het moet zeker niet verplicht zijn! Eerst zijn voorlichting, overtuiging en innovatie nodig. In plaats van verplichten, voorlichten!”.
Ook ‘stadshuisvrouw’ Delsing zegt niet zo’n fan te zijn van ‘moeten’. Men vergeet volgens haar te vaak dat er zoiets als ‘inkoopkracht’ bestaat. Delsing: “Als gemeente kiezen we ervoor meer duurzaam in te kopen. Dat is niet altijd super goedkoop, maar op de lange termijn is het wel beter. Als iedereen zijn inkoopkracht zou inzetten, maak je echt het verschil”.
Een andere stelling ‘Mobiel internet maakt Nederland duurzamer’ lokt ook veel reacties uit. De Bruijn van T-Mobile meent dat (mobiel) internet de wijze waarop mensen hun leven inrichten ‘fundamenteel’ heeft veranderd. “Er kan meer op afstand, er hoeft minder te worden gereisd”. Vanuit het Benoordenhout klinkt er plots toch wat protest in de zaal. “Ik ben helemaal niet tegen al die apparaten, ik werd vroeger zelfs wel Techno Spice genoemd, maar er komen natuurlijk steeds meer apparaten bij. Daarbij wordt alles tegenwoordig in clouds opgeslagen in grote fabrieken. Dat kost ontzettend veel energie!”, zegt Josee van Eijndhoven.
De zesde – officieuze – Spice Girl krijgt bijval van Gerrit-Jan van ‘t Veen die de T-Mobile-manager erop wijst dat de telefonie-industrie allesbehalve duurzaam is.
“Vroeger deed je tien, twintig jaar met een telefoon. Misschien moeten we gewoon wel weer tien jaar met een telefoon kunnen doen?”. Voor die suggestie blijkt bij T-Mobile vooralsnog weinig enthousiasme te bestaan. Volgens De Bruijn staat recycling weliswaar hoog op de agenda van T-Mobile, maar ‘boeit het de klant niet’ of een smartphone duurzaam is of niet.

Verfunning
Om de desinteresse van het grote publiek in enthousiasme om te buigen, moet duurzaamheid ‘sexyer’ worden gemaakt, luidt het advies vanuit de zaal. In die aanbeveling kan wethouder Baldewsingh zich goed vinden. “‘Voeg de funfactor toe’ zei burgemeester Van Aartsen me eens. Daar heeft hij gelijk in. Duurzaamheid is nog niet leuk genoeg”.
De gemeente kan in de ‘verfunning’ van duurzaamheid volgens collega-wethouder Ingrid van Engelshoven (D66) een belangrijke rol spelen. Niet door elk goedbedoelde initiatief met subsidie te belonen, maar juist door wat meer terughoudendheid te tonen vanuit het stadhuis. “We moeten mensen meer de ruimte geven waardoor het meer kan gaan leven. We moeten ontzorgen en niet onnodig barrières opwerpen. Als gemeente mogen we wat dat betreft best wel eens kritisch naar onszelf kijken. Bij guerrilla gardening moeten we bijvoorbeeld niet krampachtig doen over die ene tegel die verkeerd ligt. Als stadsbestuur moeten we uitdragen dat we het leuk vinden wat er allemaal gebeurt en dat we initiatieven ondersteunen”, aldus Van Engelshoven die Onderwijs en Burgerparticipatie in haar portefeuille heeft.
Wethouder Baldewsingh lijkt met dat ‘uitdragen’ al goed bezig te zijn. Zijn groene jasje blijkt zelfs onderdeel van een persoonlijke campagne om ‘groen’ meer op de kaart te zetten. “Op 6 mei tijdens de opening van het Duurzaamheidscentrum ben ik begonnen met het dragen van deze ‘green jacket’. Ik wil er als ambassadeur van duurzaamheid vaker in verschijnen. Ik zou het leuk vinden als over een tijdje iemand anders dit jasje gaat dragen, maar misschien kunnen er ook wel meer van komen”, verklapt Baldewsingh zijn mode-ambities.
Of er in Den Haag ook daadwerkelijk een run komt op groene jasjes van het label ‘Rabin’ valt nog maar te bezien. In elk geval is de boodschap van de PvdA-wethouder aan het eind van het Stadsgesprek kraakhelder en allesbehalve trendgevoelig. Baldewsingh: “Wij als gemeente gaan niet alleen het verschil maken. Daar hebben we alle 506 duizend inwoners van deze stad voor nodig”.